Archief

Esko Männikkö

5 okt 1996 - 12 jan 1997
werk in collectie

De tentoonstelling van de 36-jarige Finse fotograaf Esko Männikkö biedt voor het eerst een ruim overzicht van zijn werk van de afgelopen jaren. Het initiatief werd genomen door Portikus in Frankfurt waar het werk in de afgelopen zomer te zien was. Na Tilburg zal de tentoonstelling nog te zien zijn in het Lehnbachhaus in München en het Palais des Beaux Arts in Brussel. Bij de tentoonstelling verscheen een catalogus met teksten van de Frankfurter criticus Rudolf Schmitz en de Finse publicist Heikki Kastemaa. Deze teksten zijn in het Nederlands als katern aan de catalogus toegevoegd. Op het verwijt dat hem eens werd gedaan, dat in zijn foto's nooit vrouwen voorkomen, antwoordde Männikkö droogjes: 'Ik ben een fotograaf van vissen, honden en oude mannen' - en dat zijn inderdaad de zaken die in zijn werk domineren. Maar daaraan toegevoegd zouden kunnen worden: het landschap en de vele, bijna terloops in beeld gebrachte zaken waarmee de mensen die hij fotografeert zich hebben omringd. Männikkö portretteert de inwoners van het afgelegen gebied tussen de Laplandse bossen en het meer landelijke Ostrobothnië, in het Noorden van Finland. De streek is spaarzaam bevolkt en veel inwoners zijn vertrokken naar de steden. De achterblijvers leiden een leven in een omgeving waarin ze vrijwel geheel op zichzelf zijn aangewezen. Het zijn veelal alleenstaande mannen: jagers, vissers, houthakkers of werkelozen, die in vaak primitieve en geïmproviseerde behuizingen hun onderkomen hebben. 


Het publiek in Helsinki, dat als eerste van het werk van Männikkö kon kennisnemen, wilde de foto's graag zien als de historische documentatie van een voorbije tijd.
Männikkö doorbreekt dat beeld: hij fotografeert met volstrekte vanzelfsprekendheid en met voelbaar respect dingen en mensen 'zoals ze zijn'. Men zegt dat de fotograaf 'ordent', en ook bij Männikkö worden de foto's, in formele zin, door de uitdrukkingskracht van de pose en de uitgekiendheid van de belichting en de kleurverdeling, tot een beeld waarin alle elementen even belangrijk zijn. Maar die gelijkwaardige behandeling van menselijke figuur, objecten en omgeving lijkt bij hem geen stilering en zijn handelen wordt niet als ingreep ervaren.

Männikkö omlijst zijn werken met oude, op de rommelmarkt opgedane lijstjes. Deze presentatie leverde hem nogal wat kritiek op. Toch dragen die kaders wel degelijk iets bij aan het werk. Hoewel Männikkö zelf eens verklaarde dat dit ‘het makkelijker maakt ze op te hangen', wordt de aanwezigheid van de foto's er sterk door beïnvloed. Ze worden opdringeriger, als decoratieve objecten die teveel de aandacht willen trekken. En vooral leggen de decoratieve lijstjes een directe verbinding met de wereld die Männikkö fotografeert: in de interieurs zijn ook zulke lijsten te zien, rondom platen en foto's die de wand versieren. En ook hierdoor is de afstand tot de wereld die hij weergeeft zo klein mogelijk, alsof de fotograaf partij kiest en van daaruit de ‘officiële' idee van kunst met lichte ironie beziet.